De tweede (en tevens laatste—het ondergewaardeerde, en als uitdaging geschreven PROJECT AMOS met zijn 54 pagina’s even buiten beschouwing gelaten) roman van Jean Koning viert haar tiende verjaardag. Na drie drukken, een moment om terug te kijken.
“Zwaar overspannen, een burn-out en een depressie wie zijn weerga niet kent. Mijn psychiater vertelde me mijn gevoelens en gedachten op papier te zetten, omdat ik ze niet uit kon spreken. Die aantekening werden ‘Noppen’.
Sowieso kon ik destijds niet meer spreken. Mijn manager destijds kwam op bezoek bij mij thuis. Er stonden overal verhuisdozen, omdat ik opeens had besloten te verhuizen. Hij had een fruitmand mee. Hij vertelde me dat mensen naar me vroegen, dat mensen zich zorgen maakten over me. Ik kon hem niet uitleggen dat ‘mensen’ te veel voor me was en waren. Ik voelde me zo eindeloos alleen. Ik was het niet, maar ik voelde me wel zo. Er is een fragment in het boek waarin ik het hoofdpersoon laat zeggen, dat je thuiskomt na drie dagen in de file te hebben gestaan en dan geen parkeerplek kunt vinden. Dat is hoe ik me voelde. Vierentwintig uur per dag, acht dagen per week. Het was zo zwart en uitzichtloos, dat het onbegrijpelijk is dat er zoiets grappigs als ‘Noppen’ uit is gekomen.
Ik kijk niet graag terug op het boek. Het was een te pijnlijke situatie. Uiteindelijk zijn alle aantekeningen, welke ik van mijn psychiater moest maken, fictie geworden. Maar als ik de fictie lees, dan ervaar ik het echte leven—eigenlijk zoals ik altijd heb met fictie. Alleen in het geval van ‘Noppen’ is het te pijnlijk.
Jean”